Dwangstoornis

Bij dwangstoornis heeft u last van ongewilde gedachten die u vertellen wat u moet doen. Deze gedachten blijven steeds terugkomen. U moet van uzelf steeds bepaalde handelingen verrichten en zodra u dit niet doet, bent u overtuigd dat er iets met u gaat gebeuren. De meeste mensen die dwangstoornis hebben, weten dat de handelingen die zij van zichzelf moeten doen overdreven zijn, maar doen het alsnog zodat zij minder angstig zijn. U blijft de handelingen doen om uzelf gerust te stellen. Hierdoor kan dwangstoornis controle krijgen over uw leven.

Sommige omstandigheden zorgen dat u een dwangstoornis kan ontwikkelen. Dit kan komen doordat:

  • Dwang- of angststoornissen voor in uw familie voorkomen. Het is in sommige gevallen erfelijk.
  • De opvoeding een rol heeft gespeeld.
  • U bent gepest in uw verleden.
  • U bent geconfronteerd met een heftige, ingrijpende gebeurtenis.
  • U bepaalde medicijnen gebruikt die een dwangstoornis kunnen triggeren.

Sommige mensen hebben een grotere kans op een dwangstoornis, zoals:

  • Mensen die alleen wonen.
  • Werklozen.
  • Mensen met een laag inkomen.
  • Mensen die lager zijn opgeleid.
  • Mensen die depressief zijn of zijn geweest.

De klachten die u kunt hebben bij een dwangstoornis zijn op te delen in dwanggedachten en dwanghandelingen.

Voorbeelden van dwanggedachten zijn:

  • U bent bang dat anderen u iets willen aandoen.
  • U heeft gedachten om iemand anders wat aan te doen.
  • U denkt dat u fouten maakt die heftige gevolgen hebben.
  • U bent bang dat u besmet raakt met bepaalde virussen/ziektes.

Voorbeelden van dwanghandelingen zijn:

  • U moet van uzelf de handen vijf keer wassen als u thuiskomt.
  • Als u thuiskomt moet u de lampen tien keer aan/uit doen.
  • Bepaalde dingen moeten worden geordend omdat u anders het gevoel heeft dat het niet klopt.
  • Dingen symmetrisch doen; precies op een bepaalde manier.

U doet de dwanghandelingen om iets ergs voorkomen, zoals het overlijden van een familielid of het besmet raken met een ziekte.

Uw dwangstoornis kan ook gevolgen hebben voor uzelf en de mensen om u heen, zoals eenzaamheid, problemen op uw werk en spanningen in vriendenkringen/familie.

Dwangstoornis is niet te genezen, maar u kunt wel leren goed ermee om te gaan en de aandoening is goed te behandelen. U kunt de volgende dingen zelf doen bij een dwangstoornis:

  • Bewegen. Zorg ervoor dat u minimaal een half uur beweging krijgt per dag.
  • Voldoende slapen.
  • Ritme aanhouden. Hou vaste bedtijden en momenten om bijvoorbeeld te eten aan.
  • Goed eten.
  • Vermijd drank en drugs.
  • Ontspannen. Dit kan bijvoorbeeld door yoga of meditatie, maar ook wandelen of een boek lezen.
  • Praten met naasten over uw gedachten en ervaring.
  • Probeer zoveel mogelijk alles te doen. Door dingen te doen die u eng vindt, neemt de spanning juist af. Wat goed is om te weten is dat uw angst meestal na 60 tot 90 minuten vanzelf minder wordt.

U kunt behandeld worden voor dwangstoornis bij uw huisarts, een praktijkondersteuner GGZ, een psycholoog of een psychotherapeut. Samen met de behandelaar kiest u de juiste behandeling. Die zou kunnen bestaan uit:

  • Gesprekken.
  • Gedragstherapie.
  • Informatie verzamelen en online cursussen. U kunt worden aangeraden om informatie op te zoeken in zelfhulpboeken of deel te nemen aan online cursussen. Samen met uw behandelaar bespreekt u dan uw voortgang.