Carpaletunnelsyndroom

Carpaletunnelsyndroom is een ziekte waarbij een zenuw in uw pols bekneld raakt, als gevolg van een te nauwe carpale tunnel. De zenuw bevindt zich aan de binnenzijde van de pols in de carpale tunnel. Door deze tunnel lopen zenuwen en pezen vanuit de onderarm naar de handpalm. Het carpaletunnelsyndroom treedt op wanneer het weefsel in en rondom de carpale tunnel gezwollen is.

Bij een carpaletunnelsyndroom kunt u last hebben van de volgende klachten:

  • Pijn en tintelingen in de arm, hand en vingers.
  • Gevoelloosheid.
  • Vermindering van kracht (voornamelijk in de duimspieren).
  • In sommige gevallen verspreidt de pijn zich over de volledige arm.

De klachten komen voornamelijk ’s nachts voor, maar kunnen ook opgemerkt worden tijdens het autorijden, lezen of bij andere dagelijkse activiteiten. Als de klachten nog niet zo lang bestaan, is er een kans dat het carpaletunnelsyndroom vanzelf over gaat. Ook bij zwangerschap zouden er klachten kunnen ontstaan. De kans is erg groot dat u na de zwangerschap geen last meer zult hebben van de klachten. Bij jonge mensen is de kans ook erg groot dat de klachten langzaamaan vanzelf overgaan.

U kunt de volgende dingen doen om de klachten van carpaletunnelsyndroom te verminderen:

  • Rusten en de hand niet belasten.
  • Een spalk dragen.
  • “Stretch-pauzes” tijdens uw werk of dagelijkse activiteiten.
  • Stretch oefeningen om flexibiliteit te verbeteren.
    • Buig en strek de polsen.
    • Maak een vuist van uw hand.
    • Strek en spreid uw vingers.
    • Wapper met uw hand(en).
  • Bij pijn kunt u paracetamol gebruiken.
  • Fysiotherapie kan helpen om de klachten te verminderen.
  • U kunt aanpassingen op uw werk doorvoeren. Zo kunt u gebruik maken van een aangepast toetsenbord.

Er zitten geen risico’s aan het dragen van uw spalk, wel zou uw huid geïrriteerd kunnen raken. Draag de spalk ’s nachts en overdag bij activiteiten waarbij u last heeft van klachten. De klachten zouden na vier weken moeten zijn verminderd. Als u merkt dat de klachten na zes tot twaalf weken niet zijn verminderd, dan heeft het geen zin meer om de spalk te gebruiken.

Als uw symptomen aanhouden of steeds terugkomen, kunt u worden doorverwezen naar een arts voor een chirurgisch consult. Als de diagnose carpaletunnelsyndroom zeker is, is er een behandeling mogelijk. Vaak wordt bij de huisarts uit uw klachten al duidelijk dat u het carpaletunnelsyndroom heeft. Soms is een zenuwechografie nodig om de diagnose te stellen.

De arts kan met een injectie een ontstekingsremmer geven. Deze zorgt ervoor dat uw klachten vaak minder worden of verdwijnen. Mocht niks anders helpen en blijven uw klachten aanhouden? Dan is een operatie mogelijk. Een operatie gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving.