Burn-out
In het kort
Bij een burn-out bent u opgebrand. Dit komt doordat u met heftige en emotioneel uitputtende situaties te maken heeft gehad of doordat u langdurig bloot heeft gestaan aan te veel stress. Hierdoor krijgt u klachten als vermoeidheid, moeite met slapen en somberheid.
-
Bij een burn-out bent u opgebrand. Dit komt doordat u met heftige en emotioneel uitputtende situaties te maken heeft gehad of doordat u langdurig bloot heeft gestaan aan te veel stress. Hierdoor is uw draagkracht en draaglast uit balans geraakt. Zo heeft u het bijvoorbeeld te druk gehad op uw werk, spelen er spanningen in uw gezin of heeft u te maken gehad met een traumatische gebeurtenis. Of u daadwerkelijk een burn-out krijgt, hangt af van verschillende factoren. Voorbeelden hiervan zijn uw karakter, uw sociale vangnet en de hoeveelheid gebeurtenissen in uw leven die een emotioneel beroep op u doen. Een burn-out hoeft dus niet aan één situatie of gebeurtenis te liggen. Situaties kunnen zich opstapelen. Iedereen kan een burn-out krijgen. Mensen die onderstaande karaktereigenschappen hebben, hebben echter wel een verhoogd risico op een burn-out. Zo kan het zijn dat u:
- Perfectionistisch bent
- Het lastig vindt om uw gevoelens te uiten
- Geen nee kunt zeggen
- Erg ijverig bent
- Negatief bent over uw eigen kunnen
Daarnaast komt een burn-out vaker voor bij mensen in bepaalde beroepsgroepen, zoals de zorg, de politie en het onderwijs
-
Bij een burn-out kunt u last hebben van de volgende klachten:
- Vermoeidheid
- Moeite met uit bed komen
- Moeite om in slaap te komen
- Moeite met rust en ontspanning vinden
- Nauwelijks kunnen genieten
- Prikkelbaarheid
- Een opgejaagd gevoel
- Somberheid
- (Ongecontroleerde) huilbuien
- Vergeetachtigheid en een verminderde concentratie
- Het gevoel dat u tekortschiet
- Een verminderd zelfbeeld
- Hoofdpijn
- Darmklachten
- Maagklachten
- Stijve spieren
- Hartkloppingen
- Duizeligheid
- Paniekaanvallen
Er wordt gesproken van een burn-out als u minimaal drie van deze klachten heeft en als deze samengaan met het gevoel dat u geen controle meer heeft over uw leven. Daarnaast lukt het u niet om uw dagelijkse activiteiten op te pakken. U functioneert niet meer zoals voorheen.
-
Om uit een burn-out te komen, doorloopt u drie fases:
- U accepteert dat u een burn-out heeft en begrijpt wat dit voor u betekent
- U onderzoekt de oorzaken van uw burn-out
- U voert oplossingen in de praktijk uit
Acceptatie en begrip Accepteren is wellicht het moeilijkste, maar ook het belangrijkste wat u moet doen om een burn-out te verhelpen. Pas als u de burn-out erkent en u naar uw lichaam leert luisteren, begint uw herstel. Bespreek uw situatie met de mensen in uw omgeving en wees er open over op uw werk of school. Dit kan het begrip voor uw situatie vergroten. Zij kunnen u ook helpen om anders naar uw situatie te kijken waardoor u uw burn-out makkelijker accepteert. Schuldgevoelens en zelfveroordeling komen veel voor bij mensen met een burn-out. Toch hoeft u zich er niet schuldig over te voelen, want ieder lichaam heeft grenzen. Op het moment dat u een burn-out heeft, zijn deze grenzen ver overschreden en is het belangrijk dat u goed voor uzelf zorgt. Kijk welke activiteiten u wel of niet kan blijven doen en zorg dat u voldoende tot rust komt. Soms kan het helpen om tijdelijk helemaal te stoppen met werk of school. Het is niet verstandig om snel weer te beginnen met uw dagelijkse activiteiten. Eerst moet u goed weten wat de oorzaken zijn van uw burn-out, zodat u het in de toekomst kunt voorkomen.
Onderzoek de oorzaken en bedenk oplossingen. Als u accepteert dat u een burn-out heeft en als u rust heeft ingebouwd, gaat u de oorzaken van uw burn-out onderzoeken. Vervolgens bedenkt u oplossingen om de oorzaken in de toekomst te voorkomen. U kunt dit alleen doen of met behulp van uw praktijkondersteuner of psycholoog. Het kan helpen om:
- De oorzaken, die u kunt bedenken, op papier te zetten. Schrijf vervolgens op wat ervoor zorgt dat uw spanning oploopt. Bijv. perfectionisme of de verwachtingen die u heeft van uzelf.
- Op te schrijven wat er wel goed gaat en wat u van eerdere situaties heeft geleerd. Kijk of u dit kan gebruiken om de oorzaken van uw burn-out aan te pakken.
- Na te gaan wat uw spanning kan verminderen. Ga na wat u thuis en op uw werk kunt veranderen. Maakte u eerder veel overuren? Houdt u dan aan uw contracturen en ga in gesprek met uw werkgever als dit niet lukt. Heeft u thuis veel taken? Bespreek dit dan met uw omgeving en kijk wie u daarbij kan ondersteunen. Zeg ook vaker ‘nee’ tegen taken of activiteiten die geen prioriteit hebben. Zorg er wel voor dat u voldoende activiteiten onderneemt die u ontspanning geven. Schrap dit niet om alsnog met de hoge druk om te kunnen gaan.
- Over de oorzaken te praten met uw praktijkondersteuner of uw psycholoog.
- Uw bedrijfsarts, uw collega’s, uw werkgever, familie en/of vrienden in uw proces te betrekken. Ga na wat zij voor u kunnen betekenen om uw spanning te verminderen. Zijn er spanningen op de werkvloer? Maak dit dan ook bespreekbaar. Durft u dit niet? Kijk dan wie u daarbij kan helpen.
Oplossingen uitvoeren. Zodra u helder heeft wat u moet doen om uw spanning te verminderen, zult u dit uit moeten proberen in de praktijk. Doe dit altijd in samenspraak met uw hulpverlener en bedrijfsarts. Deze ondersteunen u ook tijdens deze fase. Werkt een oplossing die u had bedacht niet? Raak dan niet in paniek en probeer een andere oplossing uit. Ook tijdens deze fase kan u tot nieuwe oplossingen komen die u vervolgens weer kunt uitproberen.
-
Heeft u het vermoeden dat u een burn-out heeft? Maak dan een afspraak met uw huisarts. Deze stelt u vragen over uw situatie om vast te stellen of u een burn-out heeft. Daarna bespreekt de huisarts, samen met u, wat een passende behandeling voor u kan zijn en verwijst hij/zij u door naar de juiste hulpverlener. Dit kan de praktijkondersteuner van uw huisartsenpraktijk zijn, maar ook een psycholoog of coach. Als uw klachten werkgerelateerd zijn, is het verstandig om ook contact op te nemen met uw bedrijfsarts. Van een burn-out kunt u goed herstellen, maar de duur verschilt per persoon. Zo kan het zijn dat u een paar maanden thuis zit, maar het kan ook langer dan een jaar duren.