Trombose

Bij trombose zit er een bloedstolsel in één van uw aderen of bloedvaten. In principe kan het in elke ader of bloedvat voorkomen, maar het komt het vaakst voor in de benen of longen. Bij een bloedstolsel in de longen wordt er ook wel gesproken van een longembolie en bij trombose in het been wordt er gesproken van een trombosebeen.

Wanneer u gezond bent, wordt uw bloed vanuit uw linkerhartkamer via uw aderen in uw lichaam gepompt. In het bloed zit zuurstof wat door uw organen en weefsels wordt opgenomen. Daarna loopt het bloed weer terug naar uw rechterhartkamer. Vervolgens wordt het weer naar de longen gepompt waar het weer nieuwe zuurstof opneemt en afvalstoffen afgeeft. Dit proces loopt spaak of stroef als er een stolsel in uw bloedvaten of aderen zit. Daarom is het belangrijk dat u tijdig aan de bel trekt om ernstige gevolgen, zoals een hart- of herseninfarct te voorkomen. Meestal is trombose goed te behandelen en niet levensgevaarlijk.

Waardoor trombose ontstaat is niet eenduidig vast te stellen. Wel zijn er een aantal factoren die het risico op trombose verhogen, zoals:

  • Roken;
  • Lang stilzitten;
  • Overgewicht;
  • Langdurig gebruik van de anticonceptiepil;
  • Kanker;
  • Erfelijkheid;
  • Zwangerschap;
  • Een recente operatie;
  • Een gebroken been dat in het gips zit;
  • En spataderen.

Iedereen kan trombose krijgen. Toch zijn er mensen die een grotere kans hebben op trombose, zoals:

  • Vrouwen.
  • Ouderen.
  • Mensen met een stollingsziekte.
  • Mensen die eerder trombose hebben gehad.

De klachten die u bij trombose heeft, verschillen van de plek waar het bloedstolsel zit. Zit het in uw been? Dan kunt u last hebben van:

  • Plotselinge pijn in uw been.
  • Een dikke kuit. Deze staat vaak strak en glanst.
  • Een rode en warme huid.
  • Vermoeide en zware benen.

Trombose in het been kan ook ongemerkt optreden. U heeft dan geen klachten.

Bij een longembolie kunt u last hebben van:

  • Pijn bij het ademen.
  • Een versnelde ademhaling.
  • Hartkloppingen.
  • Het ophoesten van slijm of bloed.
  • Veelvuldig zweten.
  • Sufheid of het gevoel dat u gaat flauwvallen.

Vermoedt u dat u een hersen- of hartinfarct heeft? Lees dan onze beschrijving van herseninfarct of hartinfarct voor de juiste adviezen.

Als u trombose heeft, is het belangrijk dat u snel geholpen wordt. Zelf kunt u de kans op trombose in het vervolg verkleinen door:

  • Regelmatig uw benen te strekken als u lang stil zit.
  • Af te vallen als u overgewicht heeft. Eet gezond, beweeg voldoende en drink minimaal 2 liter water per dag.
  • Te stoppen met roken.
  • Voorzichtig om te gaan met de anticonceptiepil. Laat u over het gebruik goed adviseren en volg dit advies op.
  • Geen anticonceptiepil te slikken als trombose veel in uw familie voorkomt.
  • Steunkousen te dragen als u eerder een trombosebeen heeft gehad. Minstens nog 2 jaar na behandeling of als u een lange reis gaat maken.

Heeft u één of meer van bovengenoemde klachten? Neem dan dezelfde dag nog contact op met uw huisarts. Deze onderzoekt uw klachten en verwijst u, indien nodig, door naar een specialist in het ziekenhuis. In het ziekenhuis zal er een CT-scan of echografie gemaakt worden om de trombose met zekerheid vast te stellen.

De huisarts of de specialist schrijft u vervolgens bloedverdunners voor om de klachten te verhelpen. Bij een trombosebeen moet u twee jaar lang steunkousen dragen om restverschijnselen, zoals kortademigheid of vermoeidheid te voorkomen.