Syndroom van Tietze

Het syndroom van Tietze is een ziekte waarbij het kraakbeen, wat de ribben aan het borstbeen verbindt, is ontstoken. Hierdoor raakt het borstbeen gezwollen en kan bewegen, hoesten en zuchten pijnlijk zijn. Vaak zit de pijn aan 1 kant van het lichaam. Pijnklachten verdwijnen vaak na een paar maanden en de ziekte is niet gevaarlijk. Het is niet duidelijk waardoor het syndroom van Tietze ontstaan. Wel komt het meer voor bij mensen die:

  • Een ontsteking in de neus, keel of longen hebben.
  • Reumatoïde artritis hebben.
  • Een ongeluk hebben gehad waarbij er iets tegen de borstkas is aangekomen.
  • Zich zwaar inspannen.

De meest voorkomende klachten bij het syndroom van Tietze zijn:

  • Pijn op de borst.
  • Een zwelling van het borstbeen of de ribben.
  • Roodheid van het borstbeen of de ribben.
  • Uitstralende pijn naar andere plekken op het lichaam.
  • Vermoeidheid.

U kunt plotseling last krijgen van klachten, maar de klachten kunnen ook weer plotseling overgaan.

Als u het syndroom van Tietze heeft, raden wij u de volgende adviezen aan:

  • Probeer zoveel mogelijk te blijven bewegen, maar doe geen dingen die u meer pijn geven. Bewegen zorgt ervoor dat het bloed goed kan doorstromen en smeert de gewrichten. Dit kan de pijnklachten verminderen.
  • Zorg ervoor dat u een goede houding aanneemt. Zorg dat de rug recht is en de schouders ontspannen zijn. Op die manier zal bewegen voor u ook minder pijnlijk zijn.
  • Als u veel last heeft van pijn kunt u een paracetamol nemen. Paracetamol is een goede pijnstiller met de minste bijwerkingen, maar mocht deze niet genoeg helpen, kunt u een andere pijnstiller proberen. Dit zijn pijnstillers zoals ibuprofen, naproxen of diclofenac.

Er zijn behandelingen mogelijk bij het syndroom van Tietze, zoals houdingsoefeningen of ademhalingsoefeningen. De huisarts kan u hiervoor doorverwijzen naar een specialist.

Het syndroom van Tietze is niet gevaarlijk. U hoeft daarom geen contact op te nemen met de huisarts. Mocht u twijfelen over de klachten of wilt u meer weten over een mogelijke behandeling? Neem dan contact op met uw huisarts.