Delier

Iemand die een delier heeft, raakt plotseling erg in de war. Mensen die een delier krijgen, hebben dit zelf vaak niet in de gaten. De duur van een delier kan verschillen van een paar dagen tot enkele weken en de ernst verschilt per moment.

Een delier ontstaat als er te veel prikkels, zowel van binnen- als van buitenaf, binnenkomen bij de hersenen. De hersenen kunnen dit dan niet meer aan, waardoor u erg in de war raakt. Een delier ontstaat vaak naar aanleiding van een andere ziekte, waardoor het lichaam het al zwaar te verduren heeft. U heeft een verhoogde kans op een delier bij de volgende gevallen:

  • Na een operatie (een operatie met verdoving vergroot de kans op een delier nog meer).
  • Bij een ziekte of ontsteking die niet goed onder controle gehouden wordt.
  • Na een ongeluk.
  • Bij veel pijn.
  • Bij hersenziektes.
  • Bij uitdroging.
  • Bij bepaalde medicijnen.

Een delier kan bij sommige mensen vaker of eerder voorkomen dan bij anderen, bijvoorbeeld bij:

  • Oudere mensen (boven de 70 jaar).
  • Mensen die eerder een delier hebben gehad.
  • Mensen met geheugenproblemen.
  • Mensen met een verminderde geur, zicht of gehoor.
  • Mensen met een slechte conditie, die niet meer eten en drinken en erg zwak zijn.
  • Mensen die niet lang meer hebben te leven.

Hoe erg de delier en de bijkomende klachten zijn, verschilt per patiënt en periode. In de avond en in de nacht zijn de klachten erger dan overdag. Het kan zelfs gebeuren dat er overdag zo goed als niks meer aan de hand is, terwijl de klachten ’s avonds of ’s nachts terugkomen. Overdag weet de patiënt echter vaak niet meer wat de avond en nacht ervoor gebeurd is.
Iemand met een delier kan de volgende klachten ervaren:

  • Afwisselend helder en suf zijn.
  • In de war zijn.
  • Onduidelijk praten.
  • Ineens ergens anders over praten.
  • Geen aandacht erbij kunnen houden.
  • Ander gedrag dan normaal vertonen.
  • Niet logisch kunnen nadenken.
  • Gedachten hebben die niet waar zijn (wanen).
  • Dingen zien, ruiken of horen die er niet zijn (hallucinaties).
  • Afwezig zijn.
  • Overdag slaperig en ’s nachts wakker zijn.
  • Heftige emoties hebben.
  • Vergeetachtig zijn.
  • Minder bewustzijn. Als de patiënt wakker is, is deze er niet helemaal bij. Een patiënt kan voor zich uitstaren, lijken te dromen en kan niet uit deze droom gehaald worden

Elke patiënt reageert anders op een delier. Sommigen zijn juist heel rustig en anderen kunnen erg in paniek zijn.

Als iemand in uw omgeving een delier heeft, kunt u het beste de volgende adviezen volgen:

  • Blijf zelf rustig en probeer te zorgen voor een rustige sfeer.
  • Als het mogelijk is, zorg voor een vertrouwde omgeving. Dit kan bijvoorbeeld door vertrouwde familiefoto’s te laten zien.
  • Als de patiënt iets ziet of hoort wat er niet is, ga hier niet tegenin. Probeer rustig uit te leggen wat u wel ziet of denkt of probeer de patiënt af te leiden
  • Blijf uitleggen waar de patiënt is, waarom hij daar is, welke dag het is, etc.
  • Ga niet met te veel mensen tegelijkertijd langs bij de patiënt.
  • Probeer in korte, duidelijke zinnen te praten.

Bij het vermoeden van een delier dient u direct de huisarts te bellen. Deze kan op zoek gaan naar de oorzaak van het delier.

Als al bekend is dat de patiënt een delier heeft, maar deze erger wordt, bel dan ook direct uw huisarts.

Als het te lastig wordt om een patiënt met een delier te verzorgen, kunt u ook de huisarts bellen.